Voor medisch professionals

Als huisarts, jeugdarts, kinderarts, verpleegkundige of internist wil je graag meer weten over eetstoornissen om een patiënt zo goed en zo snel mogelijk te kunnen helpen.
Op deze pagina vind je daarom een uitleg over behandeling door een medisch professional. Je leest meer over de indicaties voor beoordeling, anamnese, lichamelijk onderzoek en opname indicatie. En meer over sondevoeding, dwangvoeding en refeeding.

Ben je geen medisch professional, maar als professional wel betrokken bij een jongere met een eetstoornis? Dan kun je op deze pagina wel wat waardevolle informatie vinden.

Maar om meer te weten of hulp te kunnen bieden kun je ook dit document downloaden met initiatieven op het gebied van eetstoornissen. Of bekijk de pagina ‘hulp zoeken’.

Wil je weten hoe een eetstoornis werkt?

Zoek een zorgverlener bij jou in de buurt

Wil je weten welke zorgverleners er bij jou in de buurt zijn? Op eetstoornissennetwerk.nl kun je gemakkelijk zien welke zorg zich waar bevindt.
icoon 1

Wanneer moet ik doorverwijzen?

  • Volledige vocht weigering met tekenen van uitdroging
  • 5 dagen bestaande zeer slechte voedselinname (< 500 kcal/dg)
  • Hypoglykemie (random gemeten < 3,5/mmol/l) of klachten van een lage bloedsuiker
  • Verminderd bewustzijn, flauwvallen, hartkloppingen
  • Bradycardie (trage hartactie) < 40 slagen per minuut
  • Gewicht <70% van het uitgangsgewicht (gewicht voor start afvallen)
  • Snel gewichtsverlies (> 1,5 kg/week)
  • Ernst en duur van de klachten (hoe langer bestaand en ernstiger hoe sneller iemand onderzocht moet worden)
  • Braken/laxeren
  • Bij aanvullend onderzoek gevonden afwijkingen (elektrolytstoornissen, trage hartslag)
  • Onderliggende of bijkomende lichamelijke problematiek
  • Leeftijd < 13 jaar

Anamnese

Zorg voor een open, niet veroordelende, respectvolle bejegening. Er is vaak geen ziekte-inzicht en sprake van ontkenning (lees meer over diagnostiek in de Zorgstandaard Eetstoornissen). Schep een duidelijk kader met betrekking tot wat de patiënt en ouders kunnen verwachten van het consult met oog voor:

  • Klachtomschrijving, klacht + dimensies: hoe, hoe vaak, waarmee, verandering in tijd, hoe lang?
  • Uitlokkende factoren (bekijk de Signalenkaart van Stichting Kiem).
  • Eet - en drinkpatroon: begin, details en veranderingen in de loop van de tijd.
  • Lichaamsbeeld: focus op bepaalde lichaamsdelen. Ervaart iemand zich te dik/dun/wel okay?
  • Wat zijn de gedachten rondom het eten/bewegen/gewicht: levert dit spanningen op?
  • Gewichtsbeloop: hoogste en laagste gewicht, snelheid van gewichtsverlies.
  • Groeistilstand, puberteitsontwikkeling.
  • Bewegingspatroon: motorische onrust, hoeveelheid aan activiteiten.
  • Compensatiegedrag (hoe en hoe vaak): zelfopgewekt braken, laxeren, obsessief bewegen of sporten, medicatie gebruik (o.a. medicatie die het hongergevoel onderdrukt of spiermassaopbouw beïnvloedt, diuretica, afslankpillen, vitamines, supplementen).
  • Sociale anamnese: invloed van het afwijkende eet- en beweegpatroon op het sociale leven, school, werk, life events, doorgemaakt lichamelijk of seksueel grensoverschrijdend gedrag, pesten, vrienden, sociale leven, hobby’s, gebruik van alcohol, drug, roken.
  • Gebruik social media (volgen van fitboys/girls, mensen met een eetstoornis e.a.), sociale contacten.
  • Hulpverlening tot nu toe en effect daarvan. Vraag naar Pro-Ana coaches, online coaches. Lees over de wereld van Pro-Ana coaches: CKM en GGZ Rivierduinen Eetstoornissen Ursula onderzoeken pro-anorexia coaches.
  • Psychiatrisch: stemming, automutilatie (zelfbeschadiging), suïcidaliteit, psychiatrische comorbiditeit. Let op aanwijzingen voor autisme.
  • Klachten: vrouwen/meisjes: menstruatie en menarche, verandering in menstruatiepatroon, gebruik orale anticonceptie, gewicht bij wegvallen menstruatie. Mannen/jongens: erectieproblemen. hypoglykemische klachten (lage bloedsuiker: trillen, klam, zweterig, duizelig, zwarte vlekken voor ogen, hoofdpijn, hongergevoel), orthostase (duizeligheid bij opstaan), palpitaties (hartkloppingen), conditieverlies, obstipatie, vertraagde wondgenezing, slaapproblemen. (Lees meer over belangrijke somatische complicaties in de Zorgstandaard eetstoornissen).

Speciale aandacht voor de symptomen van ondergewicht en/of purgeren en het uitsluiten van andere ziektebeelden zoals chronische darmziekten, schildklierproblemen e.a. De meest gemelde lichamelijke klachten bij eetstoornissen zijn:

  • Vermoeidheid
  • Duizeligheid (orthostase)

Lees meer over lichamelijke klachten in de Zorgstandaard eetstoornissen en bekijk de tabel met alle informatie.

Meer informatie over anamnese

Lees meer over anamnese in de Zorgstandaard eetstoornissen. Bij hoofdstuk 11.9.10 lees je meer over de aandachtspunten. Of download de pdf ‘Somatische complicaties en behandeling van anorexia nervosa bij kinderen en adolescenten’.

Meer weten over signaleren van het gedrag qua eten en drinken, bewegen, stemming en lichaamsbeleving? Check dan de pagina Signalen herkennen

Lichamelijk onderzoek

Met het lichamelijk onderzoek wordt de mate van ondervoeding vastgesteld en de eventuele complicaties. Laat de patiënt zich niet in een keer volledig uitkleden. Doe dit in meerdere stappen. Bijvoorbeeld eerst het bovenlijf en dan daarna het onderlijf. Patiënten met een eetstoornis voelen zich vaak enorm ongemakkelijk wanneer iemand naar hun lichaam kijken. Verricht in ieder geval een bloeddruk, pols, temperatuur, gewicht (in afstemming met of zonder dat dit zichtbaar is voor de patiënt).

Lees meer over het lichamelijk onderzoek in de Zorgstandaard eetstoornissen. Bij hoofdstuk 4.2.1 lees je meer over de aandachtspunten.

Lichamelijke complicaties

Acute somatische complicaties:

  • Hypoglykemie
  • Cardiovasculaire afwijkingen (bradycardie, ritme- en geleidingsstoornissen stoornissen)
  • Stoornissen in het maag-darmkanaal (gastroparese e.a, arteria mesenterica superior syndroom SMAS): Wilkie syndroom
  • Renale complicaties (pre-renale nierinsufficientie)
  • Stoornissen in de vocht-, zuur-base- en elektrolythuishouding
  • Beenmergdepressie

Belangrijkste somatische lange termijn complicaties:

  • Groeiretardatie (bij optreden op kinderleeftijd)
  • Stoornis in de puberteitsontwikkeling (bij optreden op kinderleeftijd), amenorroe en infertiliteit
  • Verstoord botmetabolisme en osteoporose
  • Effect op cognitieve functies

Lees meer over de acute en lange termijn complicaties in de tabel in hoofdstuk 11.9.6 van de Zorgstandaard eetstoornissen.

Ondervoeding

Wanneer een lichaam minder energie en voedingsstoffen binnenkrijgt en iemand op allerlei manieren probeert energie kwijt te raken (compensatiegedrag), zal het lichaam steeds zuiniger omgaan met de voedingsstoffen en in een soort spaarstand/winterslaap gaan. De stofwisseling wordt op een laag pitje gezet om zo min mogelijk energie te verbruiken. Ook zullen er bijvoorbeeld kleine haartjes op het lichaam groeien (lanugo) om de warmte beter vast te kunnen houden. Het hart gaat trager kloppen, de stofwisseling werkt trager, de menstruatie valt uit, de handen worden kouder.

Lees meer over somatische comorbiditeit in de Zorgstandaard Eetstoornissen. Of bekijk de samenvatting beleid hervoeden bij hoofdstuk 11.9.17.

Aanvullend onderzoek

Aanvullend onderzoek lezen? Download dan de pdf.

Meer informatie over bloedonderzoek vind je in de tabel in de Zorgstandaard eetstoornissen.

Differentiaal diagnose

De differentiaal diagnose voor gewichtsverlies is erg uitgebreid. Het belangrijkste onderscheid zit hem in de intentie: is er sprake van gewenst of ongewenst gewichtsverlies. Iemand met een onderliggende lichamelijke ziekte kan ook een eetstoornis ontwikkelen en omgekeerd.

Lees hier meer over in de Zorgstandaard eetstoornissen.

Behandeling

Lees hier meer informatie over de behandeling.

Richtlijnen polikliniek

Er is geen standaard recente richtlijn voor de follow-up van volwassenen/adolescenten met anorexia nervosa. Afhankelijk van de ernst van het ondergewicht, de duur van de ziekte, de therapietrouw, snelheid van herstel, het al dan niet purgeren, de leeftijd waarop het ondergewicht en de eetstoornis begon, de groei en ontwikkeling van de patiënt zal er per individu gekeken moeten worden hoe intensief de follow-up zorg moet worden. Let bij de follow up met name op de lange termijn complicaties waaronder amenorroe, botdichtheid, dentitie en groei.

Acute fase (ip 1ste 2 wk van hervoeden) met hoog risico voor hervoedingssyndroom zonder opname-indicatie:

  • Streven 2 a 3 x/wk policontrole inclusief lab/ECG controle.
  • Daarna afbouwen op geleide kliniek.
  • In principe “ziekenhuis thuis” beleid, maximaal 2 weken.

Acute fase (ip 1ste 2 wk van hervoeden) met laag risico voor hervoedingsyndroom:

  • Ip 1 x/wk controle, lab/ECG op indicatie.
  • Daarna afbouwen op geleide kliniek.

Herstelfase:

  • Bij ondergewicht: 1 x/3 mnd revisie groei en maturatie tot volledig herstel groei/maturatie, inclusief menstruatie.
  • Bij gezond gewicht, goede groei en maturatie en regelmatige menstruatie: 1 x/jr revisie tot leeftijd van 18 jr.
  • Bij gezond gewicht, uitblijven goede groei/maturatie of menstruatie: 1x /6 mnd revisie.

Nb: Bij excessief purgeren/risicovol gedrag: afhankelijk van mate van purgeren vervolg elektrolyten e.a., wisselend van meerdere malen per week tot 1 x per maand tot niet. Nb: Bij acute voedsel- of vochtweigering: Indicatie voor beoordeling < 3 dg.

Doel van Ziekenhuis Thuis:

  • Uit de lichamelijke gevarenzone komen en blijven.
  • Voorkomen van een ziekenhuisopname.

Uitvoering:

  • Het hele voedingsadvies opvolgen.
  • Indien mogelijk partner/verzorger zorg voor het eten over (brood smeren, opscheppen, inschenken etc.).
  • In of om het bed blijven of op de bank in de kamer.
  • Na iedere maaltijd 1 uur rusten in een warme omgeving, onder dekbed.

Lees hier meer over Ziekenhuis Thuis.

Doel van somatische opname:

  • Het bewaken van vitale functies.
  • Het behandelen van complicaties van acute ondervoeding of purgeergedrag.
  • Klinische hervoeding.

Algemeen:

  • Streef naar een zo kort mogelijke opname waarbij de acute somatische complicaties worden afgewend. Dit kan over het algemeen binnen 14 dagen worden bereikt.
  • Het bepalen van een bepaald gewicht valt niet onder de behandeldoelen, wel bijvoorbeeld het veilig doorlopen van de hervoedingsfase.
  • Stem duidelijk af wie welke verantwoordelijkheden heeft tijdens de opname.
  • Zorg dat het vervolgtraject geregeld/duidelijk wordt tijdens de opname.
  • Betrek en informeer ouders en broers/zussen tijdens de opname. Lees hier meer over op de pagina 'iemand steunen'.
  • Lees hierboven meer over refeeding.

Indicaties voor monitorbewaking:

  • Hartritmestoornissen waaronder sinusbradycardie < 40/min.
  • Geleidings- en repolarisatiestoornissen waaronder QTc-tijd verlenging en junctional escape ritme.
  • Ernstige ondervoeding (<60 % van uitgangsgewicht).
  • Ernstige elektrolytstoornissen.

Het risico voor het optreden van het refeedingsyndroom is het grootst in de eerste 2 weken na de start van het hervoeden met een piek in de eerste 72 uur. Een verlaagd pre-albumine is een voorspellende waarde voor de kans op het ontstaan van refeeding-syndroom.

Lees meer over tekenen van het refeedingssyndroom in de Zorgstandaard Eetstoornissen bij hoofdstuk 7.2.7. ‘Biologische behandeling’. Of bekijk het artikel ‘Refeeding syndrome: Treatment considerations based on collective analysis of literature case reports’ en het figuur wat erbij staat.

Om het refeedingsyndroom te voorkomen wordt geadviseerd met een calorische intake van rond de 1500 kcal/dg te starten verdeeld over 6 voedingsmomenten. Hierna wordt een individueel voedingsadvies opgesteld, gebaseerd op een berekening van de energiebehoefte en het gewichtsverloop. Klinisch hervoeden (lees hier meer over in de Zorgstandaard Eetstoornissen) wordt geadviseerd bij patiënten met ernstige complicaties tgv het energietekort. Recente studies laten zien dat het veilig is om sneller dan vroeger gebruikelijk was te hervoeden, omdat dit de periode van ondervoeding verkort. Patiënten kunnen daardoor sneller uit het ziekenhuis ontslagen worden.

Lees meer over de elementen van de voeding in de Zorgstandaard Eetstoornissen bij hoofdstuk 7.2.7. ‘Biologische behandeling’.

Gezond gewicht: Bij mensen met een eetstoornis is er sprake van een irrationele grote focus op gewicht, cijfers en calorieën. Zeker in het begin van de behandeling moet de zorgprofessional zoeken naar de juiste balans in het communiceren over gezond gewicht en herstel. Het heeft de voorkeur te spreken over het toewerken naar gezondheid i.p.v. aankomen, over energie i.p.v. kcal. Leg uit dat gezondheid niet bestaat uit een tweetal cijfers, maar dat gezondheid een veel breder begrip is: een goed functionerend lichaam en geest waarbij iemand in de maatschappij staat, functioneert en gelukkig is. Lees meer over gezond gewicht in de Zorgstandaard.

Suppleties tijdens de hervoeding Bij een snel dalend of te laag uitgangsfosfaat wordt fosfaatsuppletie gesuppleerd,fosfaat (1 mmol/kg in 3 dd, oraal). Overwogen kan worden om thiamine (vitamine B1) te suppleren. Er is geen consensus over de optimale dosering, toedieningswijze en toedieningsduur. Geef altijd thiamine vooraf bij patiënten met een eetstoornis die iv glucose krijgen, hierbij bestaat een groot risico op Wernicke Korsokoff. Bij patiënten die een grote kans op het refeedingsyndroom lopen, kan het 30 minuten voor het hervoeden gesuppleerd worden (iv). Advies is het een maand oraal door te geven.

Probeer altijd naar zelf eten te streven, de stap na sondevoeding kan nutridrink zijn. De interventie is op maat. Therapietrouw kan worden bevorderd door goede relatie te onderhouden met patiënt en de motivatie te stimuleren.

Indicaties voor sondevoeding:

  • extreme cachexie (gewicht < 60 % van uitgangsgewicht) met bradyfrenie en/of spierzwakte;
  • ernstige elektrolytstoornis (bijvoorbeeld hypokaliemie < 2,5 of < 3,5 met ECG-afwijkingen) of recidiverende hypoglykemie;
  • totale weigering te drinken/eten;
  • kortdurend op verzoek van patiënt bij onvermogen zelf te eten/drinken en wanneer dit leidt tot een (dreigende) complicatie.

Bijkomende adviezen met betrekking tot sondevoeding:

  • duidelijke afspraken maken met patiënt vooraf wanneer te starten en te stoppen met sondevoeding;
  • zo kort mogelijk handhaven van de sonde;
  • doel: intake garanderen ten einde de levensbedreigende situatie af te wenden.
  • soms blijkt afbouwen van de sondevoeding ingewikkeld, het valt dan te overwegen om het zelf drinken te motiveren de calorische intake bij het krijgen van sondevoeding te verhogen t.o.v. wanneer iemand het zelf drinkt.

Lees meer in de Zorgstandaard Eetstoornissen onder hoofdstuk 7.1.1.

Bij het streven naar voorkómen van dwang is het in de behandeling van belang zoveel mogelijk aan te sluiten bij de doelen van de patiënt en ouders en te werken aan perspectief. Ook als iemand ernstig ziek is blijft het belangrijk met elkaar steeds te zoeken naar manieren om in contact te blijven en te zoeken naar alternatieven en behoud van autonomie.

Vanaf de start van de behandeling is het van belang om in te zetten op het voorkómen van dwang. Het signaleren dat het niet goed met iemand gaat en wat iemand zelf kan doen, zijn omgeving kan doen en wat de behandelaren kunnen doen, is één van de belangrijkste preventieve interventies. Hier kan eventueel een signalerings- en/of crisisplan bij worden ingezet om dwang te voorkomen.

Bij het streven naar voorkómen van dwang is het in de behandeling van belang zoveel mogelijk aan te sluiten bij de doelen van de patiënt en ouders en te werken aan perspectief. Ook als iemand ernstig ziek is blijft het belangrijk met elkaar steeds te zoeken naar manieren om in contact te blijven en te zoeken naar alternatieven en behoud van autonomie.

Vanaf de start van de behandeling is het van belang om in te zetten op het voorkómen van dwang. Het signaleren dat het niet goed met iemand gaat en wat iemand zelf kan doen, zijn omgeving kan doen en wat de behandelaren kunnen doen, is één van de belangrijkste preventieve interventies. Hier kan eventueel een signalerings- en/of crisisplan bij worden ingezet om dwang te voorkomen.

Meer informatie over dwangvoeding vind je in de Richtlijn Dwangvoeding.

Meer informatie over de wetgeving:

Vaak is er naast afwijkend eetgedrag ook sprake van afwijkend bewegingspatroon. Denk hierbij aan dwangmatig bewegen om energie kwijt te raken en motorische onrust. Dit verdient eveneens aandacht in het behandelplan. Weest alert op het oplopen van (mars)fracturen en blessures.

Zolang iemand in een katabole staat verkeerd verdient het de voorkeur de activiteiten te beperken om de energiebalans te herstellen.

  • Douchen: geadviseerd wordt voorzichtig te zijn met douchen, mede vanwege de vasodilatatie tijdens douchen/bad en het beeld van orthostase.
  • Let op te koud/te warm douchen i.v.m. verhoogd energieverbruik.
  • M.b.t. uitbreiden van bewegen wordt het volgende geadviseerd. Er moet sprake zijn van:
    • Voldoende compensatie voor de beoogde inspanning.
    • Een stijgende lijn in het gewicht (of stabilisatie t.t.v. bereiken gezonde gewichtsmarge).
    • Er mag geen contra-indicatie zijn waardoor uitbreiden niet verantwoord is (bijvoorbeeld hypoglykemie, ernstige bradycardie e.a.).
    • Overweeg Olanzapine bij op de voorgrond bestaande bewegingsdrang.

Bij bewegingsdrang: spreek mensen vriendelijk aan op het gedrag, probeer afleiding te bieden. Het gedrag is vaak dwangmatig en komt voort vanuit een niet te stoppen urge. Wees duidelijk in de afspraken, ga niet in discussie. Lees hier meer over een visie op het omgaan met bewegingsdrang.

Wil je nog meer achtergrondinformatie over eetstoornissen?

Zie dan het ‘Handboek Eetstoornissen’ van Greta Noordenbos en Annemarie van Elburg. En download ‘eating disorders: a guide to medical care’. Wil je op de hoogte blijven van de meest recente artikelen over eetstoornissen?

Zoek je meer organisaties en bronnen, die informatie (vaak vanuit ervaring) en support kunnen bieden? Hierdoor wordt de (mogelijke) wachttijd geen verloren tijd, maar juist nuttige tijd! Download de PDF.