Iemand steunen

Het is niet makkelijk om te zien dat iemand in je omgeving ongelukkig is, veel afvalt of juist heel dik wordt. Je voelt je machteloos. Als naaste kun je de eetstoornis niet oplossen, maar je kan iemand wel ondersteunen, er voor iemand zijn of diegene helpen. 

In deze filmpjes kan je zien hoe het is voor een naasten om het vermoeden van een eetstoornis te hebben bij iemand in je omgeving. Je ziet ook hoe belangrijk het is om het gesprek aan te gaan. Het document 'Steun en support bij eetproblemen' kan je ook helpen.

Let op: iedereen is uniek. We proberen tips op maat te geven, maar houd er rekening mee dat iedereen zich in een andere situatie bevindt en andere hulp nodig heeft.

Tips voor jou als ouder

Als ouder van een kind met een eetstoornis gaan er veel emoties door je heen; onzekerheid, bezorgdheid, verdriet, angst, machteloosheid. Dit kan ook voor spanningen zorgen in het gezin. Je eigen emoties hebben invloed op het gesprek met je kind. Over het algemeen geldt: zorg als ouder voor jezelf, zodat je voor je kind kunt zorgen. Andere tips die kunnen helpen bij het herstel van je kind zijn:
Met vrienden of anoniem. Met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt of iets vergelijkbaars. Via de telefoon, online of face to face. Misschien wil je kind niet dat je met anderen over de eetstoornis praat, maar je hebt het als ouder nodig om informatie te krijgen over hoe om te gaan met je kind en hoe je met de situatie kan omgaan. En daarvoor heb je anderen nodig.
Als ouder kan je leven compleet opgaan in het zorgen voor je kind met een eetstoornis. Er is geen ruimte meer voor andere dingen. Dat is niet alleen gevaarlijk voor je eigen gezondheid, maar dit is ook geen goed voorbeeld voor je kind. Verwen jezelf, zodat je er beter voor je kind kunt zijn. Ga naar een concert, bezoek een museum of speel een potje tennis.

Maak ruimte voor contactmomenten. Maak - als dit lichamelijk gezien kan - bijvoorbeeld een wandeling door het bos, laat samen de hond uit of kijk samen een show op Netflix. Even geen gesprekken over eten of zorgen. Investeren in de relatie met je kind betekent luisteren. Zo hoor je ook wanneer je kind aan het woord is versus wanneer de eetstoornis spreekt. Als ouder kun je leren hier onderscheid in te maken.

Dit kan je leren door met het gezin in therapie te gaan, bijeenkomsten georgansieerd voor ouders te volgen, bijvoorbeeld ouderavonden van Stichting Kiem of buddy-dagen van Isa Power of inloop avonden bij Dailisey Recovary of door er veel over te lezen. (Onder deze tips vind je een aantal lees- en kijktips voor ouders.) Daarnaast kun je ook investeren in de relatie met je kind door een brief gericht aan je kind te schrijven. Vertel wat je raakt, wat je dierbaar is en waarom je jouw kind zo waardeert.

Probeer je kind te motiveren maar niet te pushen als de eetstoornis flink aanwezig is. Je kind heeft op een gegeven moment niet meer de competentie om zichzelf te motiveren. Je kind kan het niet meer. Probeer dit door naast je kind te gaan staan. Het boek ‘De behandeling van angst bij kinderen en jongeren’ van Eli R. Lebowitz kan je hierbij helpen. Ook de methodiek 'Geweldloos verzet' kan helpen. Daar zijn veel boeken en trainingen voor beschikbaarbaar.

Probeer uit te dragen dat je kind kan en gaat herstellen. Het is goed om medeleven te tonen maar door medelijden kan het juist lijken of het kind niet in staat is te herstellen.

Het is niet gek dat je soms zelf moedeloos, geïrriteerd of boos raakt door de situatie. Maar je helpt je kind niet door dit op hem of haar - of de behandelaar - af te reageren. Kijk of je deze emoties op een andere manier kwijt kan en voer pas later een gesprek met je kind en/of de behandelaar. Ook de methodiek 'Geweldloos verzet' kan helpen. Daar zijn veel boeken en trainingen voor beschikbaarbaar.

Vorm een sterke groep als ouders, samen met eventuele broers en zussen, opa’s en oma’s, vrienden en vriendinnen, de mentor, zorgcoördinator op school, de behandelaar en andere betrokkenen. Samen lukt het veel beter om met de situatie om te gaan. Dit betekent ook dat je samen grenzen moet stellen aan de eetstoornis. Let erop dat je als ouders niet uitgespeeld wordt tegen elkaar, probeer onenigheid samen te bespreken en niet in het bijzijn van je kind.

Plan qualitytime in met eventuele broers of zussen, zodat zij zich belangrijk voelen en weten dat het goed is om naast de ziekte ook ruimte te maken voor liefdevolle momenten voor elkaar. En leer ze ook hoe ze zich het beste kunnen gedragen tegenover hun broer of zus met de eetstoornis. (Lees bijvoorbeeld een handleiding van Stichting Kiem of lees verder voor tips voor broers en zussen.) Wanneer je kind met de eetstoornis eetbuien heeft, ga je ook op zoek naar manieren hoe je ook voor de andere kinderen lekkers in huis kunt bewaren.

Het heeft geen zin om je eigen verleden te verbergen voor je kind. Soms kan er bij jou als ouder sprake zijn geweest van een eetstoornis, depressie of andere stoornis uit het verleden. Spreek hierover en benoem dat iedereen in zijn leven zijn of haar eigen weg te bewandelen heeft.
Als jij zelf als ouder tegen jezelf of over jezelf zegt ‘dat je wel wat zwaar wordt’ of ‘dat die jurk nu toch echt te strak zit’, dan geef je als ouder het signaal af dat ‘slank zijn’ belangrijk is. Maar ook als je het toestaat dat er respectloos aan tafel opmerkingen over ‘dikke mensen’ worden gemaakt, weet je dat je daarmee stigmatiseert. Voor dit soort opmerkingen is je kind met de eetstoornis extra gevoelig en eerlijk: het is voor niemand goed.
Tips voor ouders

Tips voor broers en zussen

Als je broer(tje) of zus(je) een eetstoornis heeft is het soms lastig te begrijpen. Het is eigenlijk maar raar. Opeens wil hij of zij geen boter meer op haar brood of eet ze alle lekkere dingen op in huis. Hoe zit het precies en wat moet jij ermee? Er zijn een aantal tips die jou kunnen helpen om je broer of zus te steunen:

Je broer of zus vindt het herstellen van de eetstoornis onwijs moeilijk. Daarbij kan alle steun worden gebruikt. Dan helpt het als er een keer een compliment wordt gegeven over iets wat hij of zij doet. Bijvoorbeeld ‘wat goed dat je vandaag dat proefwerk hebt gemaakt’, of ‘om die verjaardag te vieren heb je flink wat moed gehad, dat is erg knap van je.’

Opmerkingen zoals ‘wat zie je er goed uit’ zijn na de behandeling nog extreem pijnlijk. Je broer of zus denkt er vaak bij ‘zie je wel, ik ben dik. Ze bedoelen eigenlijk wat ben je dik.’ Dus opmerkingen over het uiterlijk kun je beter niet maken.

Waarschijnlijk gaan de gesprekken thuis heel veel over eten. Het is ook goed om het hier soms even niet over te hebben en wat leuks samen te gaan doen. Kijk samen een film, speel een spel of ga samen sporten. Zo laat je merken dat je om je broer of zus geeft.

Een eetstoornis gaat niet zomaar weg. Blijf vertrouwen dat het goed komt en respecteer hoe zwaar het kan zijn. Probeer zo normaal mogelijk te doen en er echt voor je broer of zus te zijn.
tips voor broers en zussen

Tips voor zorgverleners

Ben jij een zorgverlener en denk je dat je te maken hebt met iemand met een eetstoornis? Dan kan je eerste reactie zijn: ‘oh nee, toch niet iemand met een eetstoornis?’. Want eetstoornissen zijn ingewikkeld, kosten veel tijd en de patiënten lijken niet echt beter te willen worden. Ook zitten ouders er vaak doorheen, waardoor ze een flink beroep op jou doen als zorgverlener. Enkele tips die jou kunnen helpen bij een goed gesprek zijn:

Vaak heeft iemand met een eetstoornis een verborgen hulpvraag. Dat is anders dan bij een ander consult waarbij mensen klachten hebben en van de klacht af willen. De verborgen hulpvraag heeft te maken met het belang wat iemand heeft om de eetstoornis vast te houden, de functie van de eetstoornis zoals bijvoorbeeld het bieden van controle, focus en emotieregulatie.

Het is belangrijk om de tijd te nemen voor de patiënt en zijn of haar ouders. Vaak heb je echt wel minimaal een uur nodig voor het eerste consult. Neem de tijd voor een hetero-anamnese, vooral omdat de patiënt vaak geneigd is informatie gekleurd te brengen. Dit heeft de maken met de dubbele gedachtenstroom en de gevolgen die gekoppeld kunnen zijn aan bepaalde informatie (bijvoorbeeld klachten over lage bloedsuiker kunnen betekenen dat iemand iets moet eten, dat wil iemand met een eetstoornis juist vermijden).
Zet een duidelijk kader neer. Bijvoorbeeld: “Het komende uur zal ik met je ouders en jou in gesprek gaan. Ik zal op basis van het verhaal, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek (hartfilmpje, bloedonderzoek, evtentueel urine onderzoek e.a) een inschatting maken van je lichamelijke situatie en kijken wat je lichaam nodig heeft.” Vraag gelijk of iemand complimenten mag/kan hebben, dit wordt vaak vanuit de ambivalentie passend bij de eetstoornis juist verkeerd geinterpreteerd.
Geef vast aan dat er onderwerpen aan bod komen waar schaamte en/of angst aan gekoppeld zit. En vertel dat je niet aan waarheidsvinding doet. Als iemand bepaalde informatie nog niet met je kan of wil delen is dat ok, dat geeft aan dat iemand er nog niet aan toe is. Benoem daarbij wel dat je, wanneer je dingen niet snapt en bijvoorbeeld ergens van kent (bijv. een metabole alkalose bij braken), je dit bespreekt met de patiënt. Geef ook duidelijk aan dat hoe meer informatie iemand met je kan delen, hoe beter je ze kunt helpen.
Een ouder heeft als primaire taak het kind te voeden. Wanneer in dit proces iets niet goed gaat geeft dit een gevoel van falen en veel angst om het kind kwijt te raken. Vaak zijn ouders en kind enorm vermoeid door de continue spanning rondom het eten. Daarnaast is er vaak een groot contrast met diegene met de eetstoornis: die ervaart vaak geen klachten of is bang voor de consequenties die gekoppeld zijn aan klachten (bijvoorbeeld dat hij of zij bij lage bloedsuiker klachten iets moeten eten van de arts).

Uiteraard moet er wat gebeuren aan de situatie. Maar houd er rekening mee dat het te veel controleren van het eetgedrag averechts kan werken. Het boek ‘De behandeling van angst bij kinderen en jongeren’ van Eli R. Lebowitz kan je helpen om te leren hoe je op een rustige, constructieve manier kunt communiceren met je patiënt. Ook zijn hier diverse trainingen voor beschikbaar.

Wees jezelf. Veel dokters en andere (medische) professionals hebben het gevoel bepaalde onderwerpen niet te kunnen bespreken omdat ze te beladen zijn. Met oprechte interesse en sprekend vanuit jezelf kom je een heel eind. Humor, directheid, etc. zijn, mits oprecht gebruikt, ook echt oké.
Omdat de patiënt met de eetstoornis vaak ambivalentie ervaart van binnen en veel wil nadenken over een antwoord, zul je geduld moeten hebben voordat een antwoord komt.
Mocht je twee vragen achter elkaar stellen, dan gaat de patiënt nadenken over welke vraag hij of zij antwoord gaat geven. Dat wil je niet. Je wilt dat de patiënt over het antwoord zelf gaat nadenken. Let op bij het stellen van open vragen: door de dubbele gedachtenstroom is de kans groot dat een wenselijk antwoord wordt gegeven om eventuele consequenties te voorkomen. Soms is het helpend om vragen te stellen met twee opties als antwoord.
Geef, zoals je vast al weet, de patiënt aan dat je geluisterd hebt. Bijvoorbeeld door woorden te herhalen.
Let bij de antwoorden die hij of zij geeft ook op de congruentie van de lichaamstaal. Stemt het lichaam in met wat het hoofd zegt. Indien dit niet het geval is kun je heel handig benoemen dat je denkt dat het antwoord niet klopt. Dit geldt ook voor de non-verbale communicatie en interactie van iemand die mee is, bijvoorbeeld ouder of partner.
tips voor zorgverleners

Tips voor leraren

Ben jij leraar op een school en heb je het gevoel dat een leerling een eetstoornis heeft? Dan is het goed om zo snel mogelijk een andere collega in vertrouwen te nemen. Vaak is er al een zorgbeleid op school. De zorgcoördinator op school weet vaak waar je nuttige informatie kunt vinden en misschien zelfs met een collega kunt praten die ervaringsdeskundige is. Andere tips die kunnen helpen bij het herstel van je leerling zijn:

Luister goed wanneer het kind aan het woord is versus wanneer de eetstoornis spreekt. Als leraar kun je hier onderscheid in maken.

Het gaat dan niet om de vraag of jij denkt dat de leerling zich veilig voelt, maar of de leerling zelf daadwerkelijk voldoende veiligheid voelt om jou iets te vertellen wat hij of zij (mogelijk) nog nooit aan iemand heeft verteld. Wanneer er een klik is en de leerling zich veilig voelt, is de kans groter dat de vragen over het eetgedrag eerlijk beantwoord worden. Leg daarom in het begin niet te veel focus op vragen rondom het eten.

Een eetstoornis ontstaat niet omdat ergens in de familie ook een eetstoornis of depressie voorkomt. Er is meer nodig dan dat. Je kunt in het gesprek met de leerling vragen of hij of zij iets wil en kan zeggen over wat er aan de hand is. Misschien betreft het iets waar jij en jouw collega’s iets aan kunnen doen, zoals aanhoudend pesten van medeleerlingen. Maar misschien ook niet.

Let bij de antwoorden die de leerling geeft ook op de congruentie van de lichaamstaal. Stemt het lichaam in met wat het hoofd zegt. Wanneer dit niet het geval is, benoem dan wat je ziet: "ik heb het gevoel dat je lichaamstaal wat anders uitstraalt dan je woorden mij vertellen. Klopt het dat je antwoord niet juist is?"

Wanneer praten echt niet lukt, vraag of het antwoord opschrijven makkelijk is.
Geef, zoals je vast al weet, de leerling aan dat je geluisterd hebt. Bijvoorbeeld door woorden te herhalen.
Jij als uniek mens. Zodra de leerling het idee heeft dat je net naar een training ‘hoe ga ik het gesprek aan met een leerling met een eetstoornis’ bent geweest, dan sla je de plank mis. Humor, directheid, etc. zijn, mits oprecht gebruikt, ook echt ok.
Dit is je grootste wapen, omdat de leerling met de eetstoornis vaak introvert is en veel wil nadenken over een antwoord, zul je geduld moeten hebben voordat een antwoord komt.
Mocht je twee vragen achter elkaar stellen, dan gaat de leerling nadenken over welke vraag hij of zij antwoord gaat geven. Dat wil je niet. Je wilt dat de leerling over het antwoord zelf gaat nadenken.
School heeft vaak een beleid over hoe en wanneer ouders ingeschakeld worden. Een klein deel van de leerlingen met een eetstoornis kan problemen in de privésfeer hebben. Check daarom extra of het oké is om ouders in te schakelen.
tips voor leraren

Het gesprek met ouders

Wanneer je als leraar met ouders moet praten, is het goed om je voor te bereiden op verschillende reacties. Het kan zijn dat de volgende reacties aan bod komen: ontkenning en ongeloof, bevestiging van een eigen vermoeden, angst om het kind te verliezen, angst dat ze het niet aankunnen omdat er al veel speelt in het gezin, het idee dat ze als ouder iets fout hebben gedaan of dat ze zelf niet over hun eetproblemen willen vertellen. De kunst voor jou als leraar is om niet te gaan oordelen of veroordelen. Houd het gesprek zo neutraal mogelijk. Vertel erbij dat je je zorgen maakt en vermoedens hebt, maar dat je geen arts bent. Vraag of ze het fijn vinden dat je ze nu of later helpt. Kijk voor tips de handleiding voor onderwijsprofessionals.

Of lees er meer over op de website ziezon.nl

Hulp zoeken

Een eetstoornis is een ernstige aandoening, die veel leed kan veroorzaken. Je kunt het beste zo snel mogelijk in actie komen.

Lees meer over de hulpmogelijkheden en -initiatieven.

Zoek een zorgverlener bij jou in de buurt

Wil je weten welke zorgverleners er bij jou in de buurt zijn? Op eetstoornissennetwerk.nl kun je gemakkelijk zien welke zorg zich waar bevindt.